Literatuur
- Sterk, H., "Rondom de Galekopsteeg 1858-1885. Enige aspekten van de prostitutie in Utrecht". In: Tijdschift voor sociale geschiedenis, 1983, blz. 97-107
- Besluit Burgemeester en Wethouders. In: Utrechtsch Nieuwsblad, 29-06-1893, blz. 3 ("Bij besluit van B. en W. te Utrecht is bepaald dat de Galekopsteeg, het Visschershof en de Holle bilt onder eenen naam voortaan zullen worden vereenigd en wel onder dien van Visschersplein" - dit is de volledige tekst)
- "Gemeenteraad". In: Utrechtsch Nieuwsblad, 14-07-1894, blz. 3 (Naar aanleiding van bespreking werkverschaffing werklozen: "De opruiming van krotten geschiedt, immers de Galecopsteeg en de Holle Bilt zijn verdwenen")
- Dokkum, J.D.C. van, "Enkele Utrechtsche spreekwoorden en zegswijzen". In: Jaarboek Oud-Utrecht, 1926, blz. 177-188 (Hierin blz. 185-186: De zegswijze 'Loop naar de Holle Bilt', had volgens Wagenaar niet betrekking op een gelijknamig deel van de Biltsestraatweg, maar: "Deze was gelegen in het hartje van de stad, in 'darkest' Utrecht. Tusschen de Boterstraat en de Stroosteeg, ongeveer waar nu het ruime Visschersplein is aangelegd, trof men een warnet van allerlei donkere steegjes aan, dat in de Boterstraat met de Eloyensteeg begon (naast het Eloyengasthuis), zich in de Galecopsteeg voorzette, een klein binnenpleintje dwars overstak, waar men als aan de vroegere Vischmarkt, met een paar traptreden omlaag ging, en dat dan door de z.g. 'Reet van de Muur' (een zeer smal slop), in de Stroosteeg zich oploste. Men zag daar tal van krotten en zelfs enkele publieke huizen. De élite van 't Sticht woonde er dan bij voorkeur ook niet. Dat stukje donker Utrecht, waarin Burgemeester Reiger een afdoende opruiming heeft doen houden, stond in mijn schooljeugd als 'de Holle Bilt' bekend. Wij trokken er als schooljongens dikwijls zingend en kattekwaad-uitvoerend doorheen, ofschoon de ontvangst er niet altijd minzaam was, en de weldaden der bewoonsters wel eens uit de bovenvensters over onze hoofden werden uitgestort. Wanneer iemand in Utrecht aan lager wal of in verval was geraakt, dus betere dagen had gekend, dan zeide men van hem: 'Hij woont aan de Holle Bilt'. Tot zóóver de Heer Wagenaar" )